Het zijn de zwakste schouders die de zwakkeren dragen

lilian lindersvrijdag 01 oktober 2010 20:50

Dat is de praktijk, zo ontdekte Lilian Linders. Zij onderzocht in een volkswijk in Eindhoven of mensen elkaar daar wel of niet hielpen. Ze prikt in haar onderzoek heel wat zaken door die wij vaak als vanzelfsprekend aannemen.

 

Aanname 1: Mensen willen elkaar tegenwoordig niet meer helpen.

Helemaal niet waar. Mensen zijn juist best bereid om elkaar te helpen. Laten we dat maar zichtbaar maken. Mensen hebben vaak zo’n negatief beeld over de samenleving. Dat is vaak helemaal onterecht. Wat wel speelt is dat mensen niet altijd durven helpen. Ze zijn bang dat ze zich opdringen. Ook het stellen van een hulpvraag is een groot probleem. Het is makkelijker hulp te geven dan hulp te krijgen.

 

Aanname 2: De sterken helpen de zwakkeren.

Ook niet waar. Het zijn juist de mensen die zelf veel zorgen en problemen hebben die bereid zijn om ook anderen te helpen. Onderlinge solidariteit speelt zich sterk af tussen mensen die in hetzelfde schuitje zitten.

 

Aanname 3: Mensen die geholpen worden hoeven niets terug te doen.

Ook al niet zo’n goed uitgangspunt. Mensen hebben als ze hulp hebben gekregen snel het gevoel bij iemand in het krijt te staan. Ze willen daarom graag iets terug doen. Lilian Linders zegt: O.k. laat hulpverleners daar maar alert op zijn en samen nadenken over wat iemand terug kan doen. Ook al is het maar een klein iets, het betekent veel voor mensen. Als voorbeeld noemde ze een vrouw die altijd boodschappen deed voor een ouder echtpaar dat naast haar woonde. Dat echtpaar stopte elke dag hun uitgelezen krant in haar bus.

 

Aanname 4: Het is goed dat de WMO (Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning) zich richt op zelfredzaamheid.

De WMO draagt een tegenstelling in zich. Zij heeft n.l. als uitgangspunt dat de mensen zich zoveel mogelijk zelf redden. Maar daarnaast wil ze ook dat mensen bereid zijn elkaar te helpen. Zelfredzaamheid is dus de norm in de samenleving maar hulp geven en ontvangen is de wens vanuit de WMO. Dat bijt elkaar. Communicatie rond de WMO moet daar dus goed rekening mee houden.

 

Aanname 5: Mensen uit de directe omgeving kunnen elkaar het beste helpen.

Uit onderzoek blijkt dit niet. Hulp in familieverband wordt het meest gegeven en het makkelijkst geaccepteerd. Het WMO-beleid zou dan ook beter kunnen bekijken of ouders misschien zouden kunnen verhuizen om dichter bij de kinderen te gaan wonen, wanneer ze hulpbehoevend zouden worden.

 

Aanname 6: Als er in de wijk sociale cohesie is kijken mensen eerder naar elkaar om.

Ook dit was niet waar! Ophouden dus, zegt Lilian Linders, met geld uitgeven voor buurtprojecten om de sociale cohesie te versterken. Daar komen altijd dezelfde groep mensen die elkaar toch al kennen. Hulp gaat veel vaker via individuele contacten. Niet via dit soort projecten. De persoonlijke normen en waarden spelen vooral een rol bij het al of niet verlenen van hulp . Een het hebben van een persoonlijke klik.

 

Dit onderzoek van Linders was voor mij wel een eyeopener. Mijn belangrijkste conclusie: Baseer beleid niet op aannames maar kijk eerst eens echt goed hoe het zit’. Stel dan pas vast wat je moet gaan doen.

 

 

Elly van Wageningen, raadslid

 

n.a.v. het proefschrift van Lilian Linders: De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. SDU uitgevers, Den Haag 2009

« Terug

Reacties op 'Het zijn de zwakste schouders die de zwakkeren dragen'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.