De teleurstelling van een jeugdwethouder
Vanmorgen kijkend in mijn agenda zie ik dat ik vandaag, samen met onze burgemeester bezoeken ga afleggen bij twee succesvolle jongerenprojecten in onze mooie stad. Eerst gaan we naar de “rooie jasjes”. Dat is een project waarin jonge “crimineeltjes” onder begeleiding van de politie toezicht houden op straat. Uiteindelijk stromen ze door naar regulier werk bijvoorbeeld in de beveiligingsbranche en dat lukt ook in de meeste gevallen. Daarna gaan we op bezoek bij “Nos pa Nos”; het Leger des Heils begeleidt thuisloze Antilliaanse jongeren naar wonen en werk of opleiding.
Toch voel ik mij onrustig en dat is niet voor de eerste keer dat ik mij zo voel als wethouder jeugd in de gemeente Lelystad. Waar komt dit gevoel vandaan?
Bij het ontbijt las ik in het Nederlands Dagblad een uitspraak van Jos Rietveld, bestuurslid van GGZ-Nederland; “Onze academici laten zich de wet niet voorschrijven door die HBO-geschoolde medewerkers van Bureau Jeugdzorg”.
Aangekomen op kantoor zie ik dat Trouw kopt: “Het kind staat altijd centraal, maar niet in de jeugdzorg”. De kop van Trouw slaat helaas de spijker op zijn kop en dat is beschamend. Ja, ik schaam me om in dit rijke land deel uit te maken van een wereld met lange wachtlijsten en kinderen die vaak een jaar moeten wachten op adequate hulp. Jongeren vallen tussen wal en schip en zullen hun hele leven gebukt gaan onder de last van een slechte jeugd.
Zo’n uitspraak van Rietveld is eerlijk, maar ook ronduit schandelijk. Ze is echter wel representatief hoe velen denken in de wereld van jeugdbeleid en –zorg. Niet alleen tussen de geestelijke gezondheidszorg en bureaus Jeugdzorg, ook bijvoorbeeld tussen onderwijs en bureaus jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk, leerplichtambtenaar en Openbaar Ministerie spelen soortgelijke competentie- en aansluitproblemen. Iedereen weet precies wat op haar of zijn eigen speelveldje het beste is zonder oog voor het geheel. Het is net als in de voetbalwereld: elf wereldvoetballers vormen nog geen wereldelftal.
Ik ben dan ook pessimistisch over het lot van het sturingsadvies van commissaris jeugd- en jongeren beleid Steven van Eijck. Het is een uitmuntend advies, maar wat zie je gebeuren? Eerst wordt natuurlijk niet het hele advies overgenomen door de regering, maar zo’n 80%, . later valt er nog weer een gedeelte af (voorbeeld: geen keurmerk voor gemeenten) en we zitten nog maar in de planfase, er is nog niets uitgevoerd! Je zult zien dat bij de uitvoering er nog meer scherpe kantjes zullen wegvallen en uiteindelijk blijft er ongeveer 25% overeind. We doen onszelf dan veel te kort en ik hoop van harte dat mijn voorspelling niet uit zal komen.
Sommige lokale voorbeelden geven aan dat het jeugd- en jongerenwerk wel goed kan worden georganiseerd. M.b.t. Lelystad ben ik erg optimistisch dat het ons zal lukken (maar ook wij zijn nu nog niet zover). Je blijft echter afhankelijk van de goede wil en competentie van heel veel actoren en mijn stelling is dat het op veel plaatsen niet zal gebeuren, omdat er altijd organisaties en personen zullen zijn die hun eigen belang, hun eigen organisatie, hun eigen competentie voorop zullen stellen,natuurlijk niet met de mond, maar wel in de harde praktijk.
Tenzij,
wij de bestuurlijke moed hebben echt één loket, één verantwoordelijke bestuurslaag, één uitvoerende organisatie en één geldstroom te organiseren.
Wie of wat dat moeten zijn is niet het belangrijkste, maar maak die keuze!
Minister Donner zei op de conferentie Operatie Jong geen structuurdiscussie te willen, hij heeft die moed dus niet. Wie wel?
Albert Kok, wethouder
Reacties op 'De teleurstelling van een jeugdwethouder'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.